Titel: Kinderjaren
Schrijver: Jona Oberski
Plaats van uitgave & uitgeverij: Groningen, Wolters-Noordhoff
1e druk: 1978
Aantal bladzijden: 93
1 Samenvatting
Het boek gaat over een jongetje van Joodse afkomst. Met zijn vader en moeder woont hij in Amsterdam. Op een dag worden hij en zijn moeder per ongeluk naar Westerbork gestuurd. Na een week mogen ze weer naar huis. Kort daarop is hij jarig; hij krijgt erg veel cadeautjes, waaronder een harlekijntje. De invloed van de oorlog wordt steeds voelbaarder, vooral de Jodenhaat wordt duidelijker. De kruidenier wil niets meer aan hen verkopen, maar de glazenwasser komt nog steeds.
Hij moet nu een Jodenster dragen. Bij een inval door soldaten moeten ze hun huis uit. Ze moeten naar het Muiderpoortstation, waar ze op de trein gezet worden naar Westerbork. De ouders denken of willen denken dat ze naar Palestina gaan; ze hoeven alleen nog maar de papieren klaar te krijgen. Op een dag worden er mensen omgeroepen die weg mogen uit dit kamp. Zij horen daar ook bij. Helaas gaan ze niet naar Palestina, maar naar een ander kamp waar zijn vader gescheiden wordt van hem en zijn moeder.
Hij mag in het nieuwe kamp af en toe mee om de keukenpannen schoon te maken, pas de tweede keer snapt hij dat hij ze leeg moet eten. Op vaders verjaardag zien ze vader eindelijk weer, moeder heeft een taart gemaakt van aardappelen en broodkruimels. Als zijn vader ziek wordt en naar de ziekenbarak moet bevalt hij dit wel, omdat hij zijn vader nu vaker ziet. Als hij van de dokter zijn moeder moet gaan halen omdat zijn vader niet lang meer heeft te leven verdwaald hij en vergeet de boodschap door te geven. Toch zijn ze er net op tijd bij om vader te zien sterven. Nu moet hij van de grote kinderen een proef afleggen om te bewijzen dat hij bij de groten hoort. Hij moet het ketelhuis binnengaan, hier blijken allemaal lijken te liggen. Als hij zijn moeder hierover vertelt, zegt zei dat dit het knekelhuis heet. Hij mag er nooit meer komen en wordt van top tot teen behandeld met ontsmettingsmiddel.
Moeder en hij vertrekken weer met een andere trein. Nog steeds wordt hem verteld dat ze op weg zijn naar Palestina. Hij heeft geslapen en zijn moeder vertelt hem dingen die hij zich niet kan herinneren. Zij zegt hem dat ze al twee weken in de trein zitten. Als de trein voor langere tijd stopt gaat hij met Trude, een vrouw die hij al kent van voor het kamp, brandnetels zoeken om soep van te koken. De volgende dag komen de Russen hen bevrijden, ze nemen de Moffen mee. De mensen uit de trein worden ondergebracht in verschillende huizen in Tröbitz. Zijn moeder is ziek en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Hij slaapt bij Trude en Eva op een kamer. Hij bezoekt zijn moeder nog een keer in het ziekenhuis. Ze is er slecht aan toe, het lijkt of ze gek geworden is. Later zegt Trude dat de weg afgesloten is en hij niet naar zijn moeder kan, maar ze liegt want zijn moeder is dood. Eva vertelt hem dat zijn moeder dood is. Hierop wordt hij zo boos op Trude dat hij koorts krijgt en vijf dagen ziek op bed ligt.
Met een Canadese vrachtwagen gaan ze terug naar Amsterdam. Meneer Paul en zijn vrouw willen hem wel adopteren. Eerst weigert hij te eten. Hij kotst ook alles uit, maar omdat hij nu een grote jongen is, hij is immers acht, moet hij het zelf opruimen.
Het boek gaat over een jongetje van Joodse afkomst. Met zijn vader en moeder woont hij in Amsterdam. Op een dag worden hij en zijn moeder per ongeluk naar Westerbork gestuurd. Na een week mogen ze weer naar huis. Kort daarop is hij jarig; hij krijgt erg veel cadeautjes, waaronder een harlekijntje. De invloed van de oorlog wordt steeds voelbaarder, vooral de Jodenhaat wordt duidelijker. De kruidenier wil niets meer aan hen verkopen, maar de glazenwasser komt nog steeds.
Hij moet nu een Jodenster dragen. Bij een inval door soldaten moeten ze hun huis uit. Ze moeten naar het Muiderpoortstation, waar ze op de trein gezet worden naar Westerbork. De ouders denken of willen denken dat ze naar Palestina gaan; ze hoeven alleen nog maar de papieren klaar te krijgen. Op een dag worden er mensen omgeroepen die weg mogen uit dit kamp. Zij horen daar ook bij. Helaas gaan ze niet naar Palestina, maar naar een ander kamp waar zijn vader gescheiden wordt van hem en zijn moeder.
Hij mag in het nieuwe kamp af en toe mee om de keukenpannen schoon te maken, pas de tweede keer snapt hij dat hij ze leeg moet eten. Op vaders verjaardag zien ze vader eindelijk weer, moeder heeft een taart gemaakt van aardappelen en broodkruimels. Als zijn vader ziek wordt en naar de ziekenbarak moet bevalt hij dit wel, omdat hij zijn vader nu vaker ziet. Als hij van de dokter zijn moeder moet gaan halen omdat zijn vader niet lang meer heeft te leven verdwaald hij en vergeet de boodschap door te geven. Toch zijn ze er net op tijd bij om vader te zien sterven. Nu moet hij van de grote kinderen een proef afleggen om te bewijzen dat hij bij de groten hoort. Hij moet het ketelhuis binnengaan, hier blijken allemaal lijken te liggen. Als hij zijn moeder hierover vertelt, zegt zei dat dit het knekelhuis heet. Hij mag er nooit meer komen en wordt van top tot teen behandeld met ontsmettingsmiddel.
Moeder en hij vertrekken weer met een andere trein. Nog steeds wordt hem verteld dat ze op weg zijn naar Palestina. Hij heeft geslapen en zijn moeder vertelt hem dingen die hij zich niet kan herinneren. Zij zegt hem dat ze al twee weken in de trein zitten. Als de trein voor langere tijd stopt gaat hij met Trude, een vrouw die hij al kent van voor het kamp, brandnetels zoeken om soep van te koken. De volgende dag komen de Russen hen bevrijden, ze nemen de Moffen mee. De mensen uit de trein worden ondergebracht in verschillende huizen in Tröbitz. Zijn moeder is ziek en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Hij slaapt bij Trude en Eva op een kamer. Hij bezoekt zijn moeder nog een keer in het ziekenhuis. Ze is er slecht aan toe, het lijkt of ze gek geworden is. Later zegt Trude dat de weg afgesloten is en hij niet naar zijn moeder kan, maar ze liegt want zijn moeder is dood. Eva vertelt hem dat zijn moeder dood is. Hierop wordt hij zo boos op Trude dat hij koorts krijgt en vijf dagen ziek op bed ligt.
Met een Canadese vrachtwagen gaan ze terug naar Amsterdam. Meneer Paul en zijn vrouw willen hem wel adopteren. Eerst weigert hij te eten. Hij kotst ook alles uit, maar omdat hij nu een grote jongen is, hij is immers acht, moet hij het zelf opruimen.
2 Tijd
A1 Het
tijdsverloop van het verhaal is chronologisch. Je volgt de hoofdpersoon door je
jaren heen. Het jongetje was 2 jaar toen de oorlog begon en in het laatste
hoofdstuk wordt gezegd dat hij acht jaar is. Dit betekent dat de vertelde tijd
dus ongeveer 6 jaar is.
A2 Het verhaal
speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit is ongeveer 70 jaar geleden.
Je kunt je hierdoor goed inbeelden hoe het er aan toe ging in de Tweede
Wereldoorlog. Hoe slecht de mensen het hebben gehad in die tijd.
B1 Het verhaal
blijft goed te volgen doordat het in chronologische volgorde is verteld. Je
vraagt je af wat er verder gaat gebeuren. Door dit tijdsverloop blijft het
verhaal juist een beetje spannend.
B2 Door alle
omstandigheden die worden verteld, geeft het verhaal mij een betrouwbare indruk
van de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik kon me bijvoorbeeld goed
inbeelden hoe het concentratiekamp eruit zal zien.
3 Perspectief
A1 De
schrijver van het verhaal (Jona Oberski) is de hoofdpersoon van het verhaal.
A2 Ik-perspectief
B1 De
schrijver presenteert zich als de persoon die hij was toen hij rond de acht
jaar was.
B2 Doordat
Jona Oberski zelf de hoofdpersoon is, besef je dat alle afschuwelijke
gebeurtenissen in het verhaal toch echt gebeurt zijn. Dit vind ik een erge
gedachte. Ik hoopte namelijk stiekem terwijl ik het verhaal las, dat alles
verzonnen zou zijn.
B3 Ik bleef
erg betrokken bij het verhaal omdat ik me erg begon in te leven met de
hoofdpersoon. Ik vond het verschrikkelijk wat hij allemaal meemaakte.
4 Personages
A1 Doordat het
boek een autobiografie is, is Jona Oberski zelf de hoofdpersoon. Hij
presenteert zich als de persoon die hij was toen hij ongeveer acht jaar was.
Hoofdpersoon:
Jona
Hij is een beetje
naïef en heeft niet precies door wat er allemaal aan de hand is tijdens de
oorlog. Naarmate hij ouder wordt ontdekt hij wat er in de oorlog gaande is.
Bij personen:
-
De moeder
van Jona. Ze is zorgzaam en probeert haar zoontje te beschermen.
-
De vader
van Jona komt niet zo vaak voor in het verhaal omdat hij aan de andere kant
van het kamp zit. Hij lijkt vriendelijk.
-
Trude
is een kennis van de moeder van Jona. Trude, Jona en zijn moeder zitten in
hetzelfde kamp. Zij is een lieve vrouw die ook een beetje voor Jona zorgt. Als
de moeder van Jona dood gaat zorgt Trude samen met Eva voor hem totdat hij bij
zijn pleeggezin kan wonen.
-
Eva is
een andere vrouw uit het kamp. Ze is een eerlijke vrouw en zorgt ervoor het
Jona weet dat zijn moeder is overleden. Trude hielt dit geheim.
A2 Ja, ze maken zeker een persoonlijke ontwikkeling door.
Jona wordt naarmate je verder in het boek komt steeds ouder. Hij komt er steeds
meer achter wat er in de oorlog gaande is.
B1 Een belangrijke beslissing wordt genomen door Jona
wanneer hij door de grotere kinderen uit het kamp wordt gedwongen om een proef
te doen zodat hij er ook bij hoort. Hij moet het ketelhuis binnen. Jona weet
niet dat het ketelhuis de plek is waar alle lijken worden opgeslagen. Als Jona
er dus bij wil horen, zou hij naar binnen moeten gaan. Uiteindelijk is hij naar
binnen gegaan. Dit was voor hem natuurlijk een vreselijke ervaring.
B2 Met de
moeder van Jona. Ik kan me heel erg voorstellen dat het lastig is om een klein
kind naast je te hebben terwijl er een oorlog aan de gang is. Vooral omdat Jona
ook niet doorheeft dat alles hartstikke erg is. Je wilt natuurlijk niet dat je
kind dit soort dingen meemaakt.
5 Ruimte
A1 Het verhaal
begint in het huis in Amsterdam waar Jona met zijn vader en moeder woont. Het
huis wordt beschreven als een kleine woning in Amsterdam, waar af en toe een
glazenwasser komt. Zo krijg je een goed idee hoe de omstandigheden van Jona
waren voordat hij en zijn ouders in het concentratiekamp terecht kwam. Het
concentratiekamp wordt beschreven als een groot gebied met allemaal barakken.
De barakken worden niet echt beschreven, omdat Jona hier zich niet echt mee
bezig houdt.
B1 In het
verhaal is de ruimte en de sfeer erg bepalend. Doordat het concentratiekamp
goed werd beschreven, kwam je erachter hoe vreselijk het is om daar te leven.
B2 Nee,
helemaal niet. De sfeer was verschrikkelijk in het concentratiekamp. Iedereen
was bang om dood te gaan.
6 Spanning
A1 Het verhaal
is spannend op de momenten dat Jona iets nieuws ontdekt in het kamp. Er kan dan
elk moment iets gebeuren.
B1 De
schrijver is niet zo zeer erin geslaagd om het verhaal spannend te maken, hij
is er meer in geslaagd om de lezer ervan te overtuigen dat de Tweede
Wereldoorlog een verschrikkelijke tijd was. De spanning in het boek vond ik ook
niet echt belangrijk. Het was belangrijker om te beseffen dat er vreselijke
dingen gebeurden.
7 Stijl
A1 "...toen de meneer mij een zilver
glimmende lepel kwam brengen"
A2 Het verhaal
is in kinderlijke stijl geschreven. Dit komt natuurlijk omdat het vanuit de
ogen van een jong kind is verteld. Wat ook opvallend is, is dat Jona alles heel
letterlijk beschrijft. Dat is goed te zien in het citaat bij A1. Wij zouden
gewoon zeggen: ‘...toen de man mij een lepel kwam brengen’.
B1 Ja, ik vond
het interessant om te zien hoe kinderen denken.
B2 Nee, de
stijl ligt niet dicht bij mijn eigen taalgebruik. Ik ben nu zestien en gebruik
natuurlijk veel meer moeilijke woorden dan een kind van acht.
8 Genre
A Oorlogsroman
B Het verhaal
speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog
9 Thema en motieven
A1 De kleine
Jona komt samen met zijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog terecht in een
concentratiekamp, waardoor zijn leven in een korte tijd compleet verandert.
A2 Motief 1: het letterlijk beschrijven van
voorwerpen door Jona. Hij vertelt steeds precies wat hij ziet.
Motief 2:
Jona zegt vaak dat hij geen kind meer is. De schrijver laat dat vaak
terugkomen, omdat hij zo'n vreselijke tijd heeft gehad en geen kind meer wilt
zijn. Aan het eind van het verhaal wordt het omgedraaid. Jona voelt zich
eenzaam, verdrietig en angstig en wil op dat moment het liefst toch weer kind zijn
en zorg van zijn ouders krijgen. Juist dan zegt niet Jona, maar zijn nieuwe
moeder: "Je bent geen kind
meer."
B1 Ik vindt het een
moeilijk thema, want ik weet dat veel mensen de oorlog hebben meegemaakt en dit
nooit meer zullen vergeten.
B2 Ja, ik ben me er
bewust van geworden dat ik blij moet zijn met de goede omstandigheden waarin ik
leef.
10 Titel
A De titel is ‘kinderjaren’, omdat alle
gebeurtenissen in het verhaal door de ogen van een Joods kindje worden
beschreven. Dit is heel opmerkelijk, want hij begrijpt bepaalde gewoontes en
regels nog niet die volwassenen wel begrijpen. Hij begreep bijvoorbeeld niet
dat het heel normaal is dat je de afwas doet na het eten.
B ‘Leven als kind
in de oorlog’
11 Vergelijking
A1 Ik heb nog nooit
een boek over de Tweede Wereldoorlog gelezen. Ook is het nieuw dat ik een boek
lees dat in kinderlijke taal is geschreven. De boeken die ik vroeger las tellen
dan natuurlijk niet mee.
Overeenkomsten met de boeken die ik normaal lees is dat het
verhaal een boodschap heeft, namelijk het verplaatsen in het leven in de
oorlog.
B Het meest
opvallende aan dit boek is dat het een erg grijpend verhaal heeft. Dit verhaal
vergeet ik denk ik niet zo snel.
13 Eindwaardering
Structurele argumenten:
A) Het onderwerp spreekt mij wel aan, omdat ik de Tweede
Wereldoorlog een interessante tijd vind.
Het is goed om hier verhalen over te lezen, zodat
je je dan meer beseft dat je het goed hebt.
B) De stijl waarin het boek geschreven is, spreekt mij wel aan,
omdat het verhaal door de kinderlijke
manier van vertellen heel makkelijk te begrijpen
is. Er komen helemaal geen moeilijke woorden in
voor.
C) De personages zijn goed uitgewerkt, maar ik herken me niet
in het gedrag van de personages. Dat
komt omdat ik geen kind ben en omdat ik de Tweede
Wereldoorlog niet heb
meegemaakt.
D) Het verhaal bevatte geen flashbacks en daardoor vond ik het
verhaal goed te volgen en niet
verwarrend. Ik heb geen momenten gehad dat ik
niet begreep hoe het verhaal precies in elkaar zat.
E) Ik was wel nieuwsgierig naar de afloop van het verhaal. Ik
was erg benieuwd of het goed zou
aflopen met Jona. Ik hoopte heel erg dat hij na
de oorlog een goed leven zou lijden omdat hij dat
echt verdiende.
F) De ‘tweede laag’ van het verhaal kwam duidelijk naar voren;
ik vond het thema duidelijk
uitgewerkt. Toen ik erachter kwam dat de
schrijver zelf de hoofdpersoon in het verhaal was,
begreep ik meteen dat het de bedoeling van Jona
Oberski om was om zijn belevenissen met de
wereld te delen zodat mensen zich konden
inbeelden hoe het voor een kind was om de Tweede
Wereldoorlog mee gemaakt te hebben.
G) De motieven zijn voor mij makkelijk te vinden en deze kan ik
uitleggen aan de hand van het
thema. Doordat Jona nog zo jong is, begrijpt hij
niet wat er allemaal gaande is tijdens de oorlog. Ook
moet hij zich veel sneller volwassener gedragen
dan normale kinderen op die leeftijd. Dit is ook de
reden dat Jona vaak tegen zichzelf zegt dat hij
geen klein kind meer is. In het citaat hieronder word
dat duidelijk.
Citaat: ‘Ik zei dat ik geen
klein meer was en dat ik beloofd had niet meer te klikken en dat het niet zou vertellen’
Emotionele
argumenten:
Het stuk dat Jona zijn vader opzocht in het ketelhuis zal ik niet
vergeten. Ik vind het een nare gedachte dat er in de oorlog zo met mensen om is
gegaan. Dat dode mensen werden gewoon op een stapel gegooid.
Citaat: ‘Toen zag ik de dode mensen. Er lagen lakenpakken. Uit sommige staken
ledematen. Er lagen blote mensenlijven’
Wat mij ook opviel is dat er door mensen zonder dat het moest, zomaar
voor andere kinderen werd gezorgd. Ik vind dat een mooie gedachte, omdat
eenzame kinderen hierdoor toch nog wat liefde kregen.
Intentionele
argumenten:
A) Dit
is het motto:
"gras, in een blauwe theepot,
Apart, tussen het groeiend
Uitbloeiend, doorlevend gras
groeit"
Hierin wordt precies beschreven hoe Jona zich voelt. Als jongetje
zonder ouders alleen tussen de rest van de overlevenden, moet hij zorgen dat
hij zijn leven weer verder zelfstandig invult. Jona is net als gras. Het groeit
overal.
B) Jona Oberski wil aan de lezer laten zien dat de Tweede
Wereldoorlog een verschrikkelijke tijd is
geweest. Dit doet hij door zijn eigen
belevenissen uit zijn jeugd te vertellen in verhaalvorm. Ik denk
dat Jona Oberski door middel van dit verhaal
ervoor wil zorgen dat het besef van de vreselijke tijd
tijdens de Tweede Wereldoorlog van mensen groter
word. Dit mag namelijk nooit meer gebeuren.
C) Ik vind dat Jona Oberski er goed in geslaagd is om zijn
bedoeling van het verhaal duidelijk te
maken. Ik was er namelijk snel achter gekomen wat
zijn bedoeling was.
Morele
argumenten:
Ik vind het lastig om de keuzes van Jona te
beoordelen. Omdat hij nog zo klein is, heeft hij nog geen
verstand van bepaalde dingen. Hij snapt zelfs nog
niet wat er precies gaande is tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Ik zou op bepaalde momenten andere
keuzes hebben gemaakt dan Jona,
maar dat komt omdat ik ouder ben en omdat ik meer
van alles afweet dan Jona. Bijvoorbeeld
wanneer hij zijn vader in het ketelhuis opzoekt.
Ik zou zelf nooit het ketelhuis in zijn gegaan, omdat
ik weet dat hier lijken worden opgeslagen. Jona
weet dit niet en gaat toch naar binnen. In het citaat
hieronder wordt de onwetendheid van Jona
duidelijk.
Citaat: ‘Ik zei dat ik het wel
wilde doen, maar dat ik helemaal niet wist wat er in het ketelhuis was’
Realistische
argumenten:
Ik vind het een goed boek, omdat het de
werkelijkheid goed weergeeft. Dit komt omdat het
waargebeurd is. Het verhaal is namelijk
geschreven aan de hand van de belevenissen van de
schrijver.
Vernieuwingsargumenten:
Het boek was voor mij totaal anders dan de boeken
die ik normaal lees. Dit was de eerste keer dat ik
een boek over de Tweede Wereldoorlog las. Ik ben
blij dat ik het heb gelezen, omdat ik nu meer over
alle vreselijke gebeurtenissen uit de oorlog
weet. Ik besef nu meer dat ik gelukkig moet zijn met de
omstandigheden waarin ik leef.
Stilistische
argumenten:
Ik vond de schrijfstijl interessant. Het was
apart om te zien hoe kinderen nadenken. Het viel mij
bijvoorbeeld op dat kinderen heel letterlijk
zeggen wat ze zien, zoals in het citaat hieronder.
Citaat: ‘Misschien krijgen we
morgen, als het licht wordt, wel een brief van pappie’
Door het de kinderlijke schrijfstijl werden er
helemaal geen moeilijke woorden gebruikt. Dit vond ik
fijn, omdat ik het verhaal hierdoor goed begreep.
Als cijfer geef ik het boek een 7.5
Gemaakt door: Lotte Burgers
Klas: V4B
Datum: 14 december 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten